De rentetarieven van de Centrale Banken liggen al op of bijna op het laagste niveau. De overheidstekorten en schulden zijn omhooggeschoten en het bijdrukken van geld is al te veel gebruikt zonder dat dit statistisch verantwoorde positieve economische effecten heeft gehad.
Geld zonder tegenwaarde
Het drukken van geld komt neer op een waardevermindering van ons geld. Het zorgt niet voor extra rijkdom van het land. Normaal moet er een tegenwaarde zijn aan de actiefzijde van de balans, in dit geval goud, deviezenreserves en waardepapieren (vooral staatsobligaties). Deze staan bekend als de “evenwicht houders” voor de staatsbalans. Op deze manier is er een overeenkomst tussen de valuta in omloop en de economische realiteit van het land. Dit helpt vooral om inflatoire excessen te voorkomen.
Maar toch heeft het economische voordelen
Wanneer de Centrale Banken zoals de ECB en de FED de “bankbiljettendrukpers” in werking stellen, betekent dit dat zij geld maken zonder tegenwaarde. Ze drukken bankbiljetten op basis van niets. Met dit geld maken ze overheidsschulden te gelde. Dit betekent dat zij rechtstreeks het overheidstekort aanvullen.
Deze aanpak heeft een drievoudig voordeel. Ten eerste “sponsort” de staat zijn tekort gratis, dus zonder een beroep te doen op particuliere en/of externe investeerders. Ten tweede blijft de rente laag, omdat de overheid geen beroep doet op de obligatiemarkten, waardoor het gemakkelijker wordt om particuliere investeringen en de consumptie van huishoudens te financieren. Ten derde leidt dit kunstmatige liquiditeitsoverschot tot een waardevermindering van de valuta van het betrokken land, waardoor de export en de groei van het land in kwestie worden ondersteund. Als laatste zorgt dit voor een groei in equitymarkten aangezien er zoveel liquiditeit is en rentes zo laag zijn dat investeerders op zoek naar een betere opbrengst wel mòeten investeren in bedrijven (en dus equities). Als laatste zorgt het ook voor stijgende commodity prijzen. Goud en zilver zijn twee metalen die zeker sterker worden bij het “verzwakken” van de munteenheid die de prijs bijhoudt.
Gevaar op inflatie
Het enige gevaar van deze aanpak is dat het onvermijdelijke gevolg van een te grote aanmaak van geld een inflatiegolf kan veroorzaken. Als het geld in omloop niet overeenkomt met equivalente welvaartsbepaling, vertaalt het verschil zich namelijk in meer waardevermindering: als de hoeveelheden zich niet aanpassen, doen de prijzen dat wel. Soms vertaalt zich dit niet in prijsafwijking. Dit is sinds de jaren negentig van de vorige eeuw het geval in Japan, maar vanaf 2010 ook in alle ontwikkelde landen.
Gelukkig zitten we niet meer in het monetaristische dogmatisme dat meer dan twintig jaar geleden in de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk, en maar enkele jaren geleden, in de eurozone heerste. Zo zijn de leiders bijna overal ter wereld meer bezorgd over een zwakke groei van de economie dan over inflatoire risico’s. Ook is het in de huidige context van een pandemie volkomen normaal dat ze optreden of zelfs overreageren.
Toch weinig vertrouwen in de toekomst
Het heeft geen opvallend effect op de economische activiteit. Door de markten de afgelopen jaren met liquiditeit te overspoelen, is de wereld in een gevaarlijke “liquiditeitsval” gesleept. Dit laatste wordt gekenmerkt door vier belangrijke componenten: een monetaire rente die dicht bij nul ligt, een overvloedige liquiditeit, maar een bescheiden waardevermindering en een lage economische groei of zelfs een situatie van deflatie-recessie. De belangrijkste reden voor de ineffectiviteit van het monetair beleid is dat de economische actoren geen vertrouwen hebben in de toekomst en hun investeringen en consumentenbestedingen beperken.