Als kind was ik altijd erg bang. Ik was bang voor het donker, voor insecten, en voor het alleen zijn. Deze angsten beïnvloedden mijn dagelijkse leven en hielden me tegen om dingen te doen die ik eigenlijk leuk vond. Maar naarmate ik ouder werd, leerde ik hoe ik met deze angsten om kon gaan en ze uiteindelijk kon overwinnen.
Een van de belangrijkste dingen die ik deed om mijn angsten te overwinnen was om erover te praten met mijn familie en vrienden. Door te praten over wat me bang maakte, begreep ik beter waar deze angsten vandaan kwamen en hoe ik ermee om kon gaan. Bovendien kreeg ik steun van mijn naasten, wat me hielp om de moed te verzamelen om de dingen die me bang maakten toch te doen.
Ook heb ik geleerd om mijn angsten te confronteren in plaats van ze te vermijden. Dit betekende dat ik bijvoorbeeld het licht uit moest doen voordat ik naar bed ging, of dat ik alleen thuis moest blijven terwijl ik vroeger altijd iemand bij me wilde hebben. Hoewel dit in het begin moeilijk was, merkte ik dat het steeds makkelijker werd naarmate ik vaker de dingen die me bang maakten toch deed.
Daarnaast heb ik ook geleerd om mijn angsten in perspectief te zien. Soms maakte ik mezelf bang door te denken dat er iets verschrikkelijks zou gebeuren als ik bijvoorbeeld alleen thuis was, terwijl de kans dat dit echt gebeurde in werkelijkheid erg klein was. Door dit soort irrationele gedachten te herkennen en ermee om te gaan, kon ik mijn angsten beetje bij beetje beter onder controle krijgen. Dit was het begin van een lange route naar beter omgaan met mijn angsten – iets waar ik in de nabije toekomst zeker nog meer over vertel op deze blog…